OCR

95 VONDEL AAN HUGO DE GROOT’). 1639, 9 September. Mijn Heer, Ick zende uwe Extie hier twee treurspelen, een van St Ursels Maeghden, gedicht ter eere van Keulen, mijne geboortestad, ende Sophocles Electra, vertaelt met hulpe van Isaac Vossius. Ick offer uwe Extie ’tgeen ick vermagh en niet hetgeen ick wel soude willen. Sedert de dood van mijn zalige huisvrouw heeft mijn couragie eenen krack gekregen, zoodat ick mijnen grooten Constantyn moet vergeten, en met yet minders my zoecken te behelpen. Ick ben aen de treurspelen vervallen, en heb noch een ongedruckt lig- gen van Silius*) en Messaline, en een ten halven voldaen van Sauls zeven zonen, die by die van Gabaon opgehangen werden, zijnde myns bedunkens het volmaecktste argument van een trage- die, dat men uit de H. boecken soude mogen nemen en uitkiezen. Als ick myn lust in treurspelen hebbe geboet, magh ick zien, of ick weder aen myn Constantyn valle; middelerwyl gelieve uwe Extie dit voor lief te nemen, tot dat wy yet grooters vermogen. — De Professor Hortensius is overleden, dat Uwe E. wel zult verstaen hebben, hy was een man van groote hope en wenschte niet omt leven, maer om 2 of 3 u(ur) [maenden] *) uitstel, om zyn gasla- gingen over den diameter van de groote Hemellichten der wereld dinem opere properando, quod nunc excuditur, et hoc de ingressu Reginae Matris in urbem nostram, et honore pompae ei exhibito. Typis prodibit Augus- tis, plurimis exornatum picturis. Atque hoc, quod dixi non dissimulat apud amicos; sed multum metuo ne morbum hunc inde contraxerit, quod nimis ad animum revocaret, quae adversus eum scripta sunt 4 Doct. Vedelio, et Magis- tro Schokio. 1) Naar Vondels autograaf in de verzameling van Papenbroek te Leiden. Uitgeg. door v. Lennep, Vondel III, 546, met facsim.; zie verder in Oud- Holland, II, 298, de varianten. Op 15 Februari 1635 had Vondel zijn vrouw ten grave gedragen in het »Lieve Vrouwekoor” van de Oude Kerk. Zijn ,,Lyckklaght” zond hij aan de Groot (zie de lezing van de Groot’s brief 5 Juni 1635 in het afschrift van Vondel, door Alberdingk Thijm verklaard). Nu drie jaar na zijn verlies, in 1639, schrijft de dichter nog aan de Groot dat door den dood van zijn zalige huisvrouw zijn ,,couragie eenen krack gekregen” heeft, waardoor hij de voort- zetting van zijn epos moet vergeten. Toch heeft Vondel nog gelegenheid gehad het treurspel ,,Maechden” en de vertaling van Sophocles’ ,,Electra” te bewer- ken. Ook het door den dichter ingetrokken drama ,,Messalina”, en ,,Gebroe- ders” (in ontwerp) heeft hij vervaardigd. De Groot houdt hij trouw op de hoogte van zijn arbeid. 1) Tilus, doorgehaald. 2) Andere lezing.

OCR + GPT-4o

VONDEL AAN HUGO DE GROOT 1639, 9 September. Mijn Heer, Ick zende uwe Extie hier twee treurspelen, een van St Ursels Maeghden, gedicht ter eere van Keulen, mijne geboortestad, ende Sophocles Electra, vertaelt met hulpe van Isaac Vossius. Ick offer uwe Extie 'tgeen ick vermagh en niet hetgeen ick wel soude willen. Sedert de dood van mijn zalige huisvrouw heeft mijn couragie eenen krack gekregen, zoodat ick mijnen grooten Constantyn moet vergeten, en met yet minders my zoecken te behelpen. Ick ben aen de treurspelen vervallen, en heb noch een ongedruckt liggen van Silius en Messaline, en een ten halven voldaen van Sauls zeven zonen, die by die van Gabaon opgehangen werden, zijnde myns bedunkens het volmaecktste argument van een tragedie, dat men uit de H. boecken soude mogen nemen en uitkiezen. Als ick myn lust in treurspelen hebbe geboet, magh ick zien, of ick weder aen myn Constantyn valle; middelerwyl gelieve uwe Extie dit voor lief te nemen, tot dat wy yet grooters vermogen. — De Professor Hortensius is overleden, dat Uwe E. wel zult verstaen hebben, hy was een man van groote hope en wenschte niet omt leven, maer om 2 of 3 u(ur) [maenden] uitstel, om zyn gaslagingen over den diameter van de groote Hemellichten der wereld

Image