OCR
94 al zoetelijck en zachtelijck aen, gelijck het luisterende hart naer den kittelenden galm van luiten en fluiten: waerom wy onze Elektra, voor uwe voeten, als aen eene der hemelsche zanggodin- nen, opofferen, en wenschen te blijven, Wijze en vernuftige Joffrouw, Uwe E. allerminste dienaer J. V. VONDEL. t’Amsterdam, 1639, den 19en van May. BARLAEUS AAN HOOFT?). 9 Juli 1639. ... Haesit diu inter Typographorum, mox Bibliopolae manus versio Mediceae Vondeliana, ad quam etiam suffragium tuum, et Praetorias voces sermonis Belgici Dictator contulisti. Volebam exemplar hoc ipse tradere magnificae tuae heroinae, cum hic es- set, sed morae operariorum impendivere, ne facerem quod inten- deram. 1) Zie: Barlaei Epistolae, II, 762. Maria de Medicis, weduwe van Henri IV en moeder van Louis XIII, was door de politiek van Richelieu uit Frankrijk verdreven, en kwam in 1639 naar ons land om de hulp van de Republiek in te roepen. Haar ontvangst te Am- sterdam was een vorstin waardig. Aan professor Barlaeus werd door de vroedschap opgedragen de feestelijkheden en de ontvangst in een gedenkboek te vereeuwigen, dat in het Latijn, het Fransch en het Nederlandsch werd uitge- geven. Dat deze laatste vertaling, zoowel van de verzen, als van het proza, van Vondels hand is, wordt stellig bewezen door dit bericht van Barlaeus aan Hooft. Zie over Vondels auteurschap van de vertaling mijn: ,,Oorkonden over Von- del en zijn kring”, bl. 128—133. En de Vondeluitgave door Alb. Thijm, Dl. III, 220—221. G. J. Vossius schrijft aan Grotius (25 Dec. 1638): dat Barlaeus ernstig ziek is door het haastig bewerken van zijn ,,Medicea Hospes”. Hij lijdt al drie maanden aan vierdedaagsche koorts; men vreest voor marasma. Als hij her- stelt, schijnt hij niet meer dezelfde te zullen worden, die hij vroeger was. Het boek moet dus wel in groote haast geschreven zijn; het is in Augustus verschenen, nadat de feesten in Juli gevierd waren. Vondel heeft dus ook met spoed moeten werken aan de vertaling, die ook nog lang in de handen van den drukker was opgehouden. Gerardus Johs. Vossius aan H. Grotius. Epist. 454, pag. 248. 25 Dec. 1638. (Vglk. 6 Jan. 1638.) Collega Barlaeus jam tertium mensem laborat quartana, metuitur ei 4 wagaoz@ . Ut convalescat, non videtur idem fore qui quondam. Afflixit valetu-
OCR + GPT-4o
al zoetelijck en zachtelijck aen, gelijck het luisterende hart naer den kittelenden galm van luiten en fluiten: waerom wy onze Elektra, voor uwe voeten, als aen eene der hemelsche zanggodin- nen, opofferen, en wenschen te blijven, Wijze en vernuftige Joffrouw, Uwe E. allerminste dienaer J. V. VONDEL. t’Amsterdam, 1639, den 19en van May. ***** BARLAEUS AAN HOOFT 9 Juli 1639. ... Haesit diu inter Typographorum, mox Bibliopolae manus versio Mediceae Vondeliana, ad quam etiam suffragium tuum, et Praetorias voces sermonis Belgici Dictator contulisti. Volebam exemplar hoc ipse tradere magnificae tuae heroinae, cum hic es- set, sed morae operariorum impendivere, ne facerem quod inten- deram.