OCR
78 verhoopt UE. gezelschap hier te hebben, als Doctor Pauw, dien jk hier verwacht, zal van Alkmaar gekomen zijn, om alsdan een’ Poeetsche maeltijdt te houden, mits Vondelen my aengeboden heeft ons zyn vijfde Boek der Constantinade voor te lezen. Van den Hujze te Mujden, 12 Sep. a. 1634. VONDEL AAN TESSELSCHADE’). Sept. 1634. Op de diepzinnige puntdichten van den Engelschen poet John Donne. Vertaelt door C. Huigens. »De Britse Donn’ Die duistre zon, Schijnt niet voor ieders oogen,” Seit Huigens, ongeloogen, Die taelgeleerde Haegenaer, Die watertant naer Kavejaer, Naer snoftabak, en smooken, Die raeuwe herssens kooken; Maer dit is ongemeene kost, *t Is een banketje voor den Drost, En voor ons kameraetje, Het zoete Tesselschaedtje, 1) Afgedrukt volgens Vondels Poézy, 1682, II, bl. 246. Op 4 Maart 1684 had Huygens zijn vertaling van Donne’s puntdichten aan Hooft gestuurd met verzoek die aan Reael, Barlaeus, Baeck en Vondel ter lezing te zenden, die ze dan naar Alkmaar, d.i. aan Tesselschade zou doen toekomen, die Huygens tot de vertaling had aangespoord. De verzen hebben negen maanden noodig gehad, om ,,van handt tot handt... te wandelen”, zooals Hooft 7 Maart schrijft, totdat al de vrienden ervan kennis hadden kun- nen nemen, want eerst in November 1634 stuurde Vondel ze aan Tesselschade met bovenstaand pittig versje, terwijl al de lezers erover in de wolken waren, zoodat zelfs van Baerle vond: ,,goddelijk en verwonderlijk de toespeling op een viooi”. In verband met Vondels scherts op Huygens: ,,Die taelgeleerde Hagenaer, Die watertant naer Kavejaer”, verdient opmerking een brief van Barlaeus aan Huygens van 25 Augustus 1634, waarin hij verhaalt, hoe hij bij een gast- maal gesmuld heeft aan caviaar en andere Iekkernijen. Dit is Vondel ter oore gekomen en door hem in zijn gedichtje te pas gebracht. Caviaar was toen een nieuw gerecht, 1 Ui den brief van Barlaeus aan Huygens, 25 Aug. 1634 is het volgende ont- leend:
OCR + GPT-4o
verhoopt UE. gezelschap hier te hebben, als Doctor Pauw, dien jk hier verwacht, zal van Alkmaar gekomen zijn, om alsdan een’ Poeetsche maeltijdt te houden, mits Vondelen my aengeboden heeft ons zyn vijfde Boek der Constantinade voor te lezen. Van den Hujze te Mujden, 12 Sep. a. 1634. ***** VONDEL AAN TESSELSCHADE Sept. 1634. Op de diepzinnige puntdichten van den Engelschen poet John Donne. Vertaelt door C. Huigens. „De Britste Donn’ Die duistre zon, Schijnt niet voor ieders oogen,” Seit Huigens, ongeloogen, Die taelgeleerde Haegenaer, Die watertant naer Kavejaer, Naer snoftabak, en smooken, Die raeuwe herssens kooken; Maer dit is ongemeene kost, ’t Is een banketje voor den Drost, En voor ons kameraetje, Het zoete Tesselschaedtje,