OCR

7 HUYGENS AAN BARLAEUS ’). 1634, 18 Augustus. Vondelium item et Catsium vestrum saluto, viros nescio an ignotos sibi, certe non notos satis omnibus. HOOFT AAN BAECK ?). 12 September 1634. ...'t Valt al wat te hardt, dat UE. geen ander berouw toont, noch boete denkt te doen voor de zonde van uw rugwaerts te keeren, als zy onderweghe was nae hier toe. Ik had ten minsten 1) Zie: v. Vloten, Brieven van Hooft, IV, 392 en Worp, Briefwissel. v. Huygens, II, 10. Vondel wordt steeds bij de goede vrienden vermeld en gewaardeerd; door Huygens, hier in één adem met Cats. 2) Uit: v. Vloten, Brieven van Hooft, FI, bl. 3. Zie, ter verklaring van de eerste regels, een voorafgaanden brief bij Van Vioten. Hooft had een rijtuig gezonden om Baeck af te halen, dat deze gemist had. Zooals uit Hoofts brief van 12 September 1632 valt op te maken, had Vondel met hem een bespreking gehad over het epos de Constantinade, waarmede Vondel bezig was. Na twee jaar was deze nu met het vijfde boek gereed gekomen en had hij aan Hooft voorgesteld dit op het Muiderslot te komen voorlezen in het gezelschap van Baeck, Dr. Pauw en andere vrienden. Hooft noemt deze samenkomst ,,een Poeetsche maeltijdt”, in tegenstelling met de andere festijnen waarop de gasten gewoonlijk op spijzen onthaald werden. Tesselschade, die in Mei 1634 haar man en haar dochtertje verloren had, heeft deze bijeenkomst wel niet bijgewoond. Dr. Johan Pauw, is de Alk- maarsche geneesheer en bijzondere vriend van Tesselschade en Hooft. Uit een en ander valt toch wel op te maken, dat Hooft Vondels gedicht heeft gewaardeerd. Zoo noemt hij in denzelfden brief de voorlezing van Vondels Constantinade ook nog: ,,den beroemde maeltijdt”, wat in den ge- wonen overdreven stijl van Hooft stellig een lof van hem beteekent, en niet gewoon, zooals prof. J. W. Muller meent, de beteekenis heeft van: ,,de boven- genoemde” maaltijd, in den zin van het Lat. ,,loco laudato”. Toch hier wel erg ongewoon! Deze maaltijd, hetzij dan een festijn, waaronder, zooals ook anders gebruikelijk was, Vondel zijn gedicht voorlas; of alleen een figuurlijk maal waarbij de vijfde eposzang als hoofdgerecht strekte, kan zonder overdrijving door den gastheer bij voorbaat ,,beroemd” zijn gevonden, wegens het merk- waardige feit, dat een heldendicht, het hoogste in de dichtkunst, in wording was; iets dat toen nog niet in onze poézie bestond. Toch is het mogelijk dat de ,,beroemde maeltijdt” nooit gehouden is, omdat Hooft kort daarop wegens dringende familiezaken naar Brussel moest vertrekken. (Zie mijn ,,Rondom Vondel”, bl. 30—31.)

OCR + GPT-4o

HUYGENS AAN BARLAEUS 1634, 18 Augustus. Vondelium item et Catsium vestrum saluto, viros nescio an ignotos sibi, certe non notos satis omnibus. ***** HOOFT AAN BAECK 12 September 1634. ...'t Valt al wat te hardt, dat UE. geen ander berouw toont, noch boete denkt te doen voor de zonde van uw rugwaerts te keeren, als zy onderweghe was nae hier toe. Ik had ten minsten

Image