OCR
150 anderingen uitgekipt, ’t geen my best behaagde, en d’afsnydingen, of verdelingen, hier en daar wat vermindert; de vryheit hier in gebruikende, my van Uw Eerw. toegestaan, doch zaken van ener- leien aart doorgaans by een houdende, en aan uw goetvinden latende de veranderinge, die u mishaagt, wederom te veranderen. Nu volgt hier op uwe afbeeldinge van den poéet, met myne ge- dachten daar over, en by deze myne gedichten een vriendelyk verzoek, dat Uw Eerw. die zodanig alsze u best behagen, letten- de, of ik het beste naar uwen zin verkozen heb, en het overtollige, dat hier weinig is, uitvegende, met de hier by gaande proeve aan den drukker, mynen neef, te behandigen. VOLLENHOVE AAN BRANDT ’). 1682, 5 Mei. Tk gisse dat de lyk- en lofdichten na de voorrede en het leven zullen volgen. Immers mag’er het myne niet bij gedrukt worden zonder een byvoegsel van weinig vaarzen, die ik eerlang zal zen- den, of wel voort, indien’er haast bij is. Als voren ”). 1682, ’s Gravenhage. Het onderscheit van de lessen, die aanleidinge geven ter Nederduitsche Dichtkunst, is wel by u bedacht: en ik heb het over- lang niet ondienstig, ja tot gerief van den lezer nootwendig ge- oordeelt. Ook verschelen hier myne gedachten, als Uw Eerw. ziet, weinig of niet van d’uwe. Maar ik zoude, onder verbeteringe, d’Aanleidinge na het Leven des Dichters en de Lofdichten plaat- sen, om zijn eigen werk aldus by een te houden. ’k zende hier ook mynen lykzang by, het byvoegsel uw oordeel onderwerpende, en uwe zorge voor den druk bevelende. Enz. Is by de voorrede ook gevoegt, dat Vondel in wydéluftigheit beknopt was? Voor beknopt zoude ik bondig zetten. By zyn ge- tuigenis van Antonides dient zyn lofdicht op den Ystroom opge- haalt. 1) Brieven aan G. Brandt, bl. 222293. *) Brieven aan G. Brandt, bl. 223224.
OCR + GPT-4o
VOLLENHOVE AAN BRANDT 1682, 5 Mei. Ik gisse dat de lyk- en lofdichten na de voorrede en het leven zullen volgen. Immers mag’er het myne niet bij gedrukt worden zonder een byvoegsel van weinig vaarzen, die ik eerlang zal zenden, of wel voort, indien’er haast bij is. Als voren 1682, ’s Gravenhage. Het onderscheit van de lessen, die aanleidinge geven ter Nederduitsche Dichtkunst, is wel by u bedacht: en ik heb het overlang niet ondienstig, ja tot gerief van den lezer nootwendig geoordeelt. Ook verschelen hier myne gedachten, als Uw Eerw. ziet, weinig of niet van d’uwe. Maar ik zoude, onder verbeteringe, d’Aanleidinge na het Leven des Dichters en de Lofdichten plaatsen, om zijn eigen werk aldus by een te houden. ’k zende hier ook mynen lykzang by, het byvoegsel uw oordeel onderwerpende, en uwe zorge voor den druk bevelende. Enz. Is by de voorrede ook gevoegt, dat Vondel in wydéluftigheit beknopt was? Voor beknopt zoude ik bondig zetten. By zyn getuigenis van Antonides dient zyn lofdicht op den Ystroom opgehaalt.