OCR
145 voorbeelt, die in zynen Adam, p. 24 (’t viel my onlangs in de hant) oli van d olyf schryft, of dit feiltje overstappende, of olyf nemen- de voor communis generis. Het Leliryk is aan den Staat verbon- den behaagt my ook beter dan wiert in dat vaars. ’t Most anders wert zijn. Want wiert is niet indicativi, maar subjunctivi modi: en een misgreep tegen onze Duitsche Grammatica, dat men wert (voor wort schryft, een praeteritum imperfectum voor een prae- sens). Maar wat dunkt U?is leliryk wel een gangbaar woort? Von- del heeft ook het lelistrant in zyne wellekomste van den Heere de Groot. Maar sedert heeft hy zich zelven niet weinig overtrof- fen en verbetert, en dit of diergelyk een woort nergens gebruikt, dat ik weet, in jonger gedichten; waar op de les van Pindarus, myns dunkens, niet qualyk passen zou: aivet 6& malady pév olvoy, dvbea O'Burwv vewréouy. En oordeel eens, of het wel passen zoude, dat men ons lant het Leeuwlant noemde, onzen Staat den Leeuwstaat, of Engelant en andere rijken eenen naam gaf, naar de wapens dieze voeren. Wat reden van onderscheit is hier? De Fransche kroon zoude my beter behagen dan het Leliryk; of, schynt dat te dubbelzinnig om het Fransche gelt, Nu Urankryx troon is aan den Staat verbonden; of anders, De Staat is weér aan Urankryx kroon verbonden. Uit de borst spreken, dunkt my ruim zo zacht als voor de vuist spre- ken. Doch uw oordeel behaagt hier misschien een harder taal. Ook zyn dit kleinigheden, en knopen in de biezen te zoeken ver- loren moeite. P.S. Wat hore ik, is Vondel overleden? En zal zyne poézy by de Bomen op een nieuw gedrukt worden? Hier diende Uw Eerw. wel te helpen toezien, dat’er niets van zyn verstrooide werk ver- geten, en alles in goede ordre gebragt wiert. Ik versta dit eerst zoo daatlyk uit den Heere van Zwieten, een liefhebber, in de kunst niet onbedreven, en dat het d’Amsterdamsche Helikon heel drok gehad heeft. Hadde ik het by tyts geweten, ik mogt eens beproeft hebben, of ik iets vermogt, om den geest en de kunst des mans, die wy hoog achten, te eeren, zonder aanstoot te geven. Is uit uw penne ook iet gevloeit? Ik wensche het met den eersten van haar en door haar te verstaan *). 1) Brieven aan G. Brandt, bl. 195. wont Sterck, Oud en Nieuw over J. v. d. Vondel, bl. 41. Amst. De Spieghel, De grieksche tekst is ontleend aan de 9e Olympiade, 48—49, volgens mede- deeling van Dr. M. Boas: ,,Prijs ouden wijn; maar de bloemen zijn voor jongere (nieuwere) zangen.” Vondel-Brieven. 10
OCR + GPT-4o
145 voorbeelt, die in zynen Adam, p. 24 (’t viel my onlangs in de hant) oli van d’olyf schryft, of dit feiltje overstappende, of olyf nemende voor communis generis. Het Leliryk is aan den Staat verbonden behaagt my ook beter dan wiert in dat vaars. ’t Most anders wert zijn. Want wiert is niet indicativi, maar subjunctivi modi: en een misgreep tegen onze Duitsche Grammatica, dat men wert (voor wort schryft, een praeteritum imperfectum voor een praesens). Maar wat dunkt U? is leliryk wel een gangbaar woort? Vondel heeft ook het lelistrant in zyne wellekomste van den Heere de Groot. Maar sedert heeft hy zich zelven niet weinig overtroffen en verbetert, en dit of diergelyk een woort nergens gebruikt, dat ik weet, in jonger gedichten; waar op de les van Pindarus, myns dunkens, niet qualyk passen zou: aivet 6& malady pév olvoy, dvbea O'Burwv vewréouy. En oordeel eens, of het wel passen zoude, dat men ons lant het Leeuwlant noemde, onzen Staat den Leeuwstaat, of Engelant en andere rijken eenen naam gaf, naar de wapens dieze voeren. Wat reden van onderscheit is hier? De Fransche kroon zoude my beter behagen dan het Leliryk; of, schynt dat te dubbelzinnig om het Fransche gelt, Nu Urankryx troon is aan den Staat verbonden; of anders, De Staat is weér aan Urankryx kroon verbonden. Uit de borst spreken, dunkt my ruim zo zacht als voor de vuist spreken. Doch uw oordeel behaagt hier misschien een harder taal. Ook zyn dit kleinigheden, en knopen in de biezen te zoeken verloren moeite. P.S. Wat hore ik, is Vondel overleden? En zal zyne poézy by de Bomen op een nieuw gedrukt worden? Hier diende Uw Eerw. wel te helpen toezien, dat’er niets van zyn verstrooide werk vergeten, en alles in goede ordre gebragt wiert. Ik versta dit eerst zoo daatlyk uit den Heere van Zwieten, een liefhebber, in de kunst niet onbedreven, en dat het d’Amsterdamsche Helikon heel drok gehad heeft. Hadde ik het by tyts geweten, ik mogt eens beproeft hebben, of ik iets vermogt, om den geest en de kunst des mans, die wy hoog achten, te eeren, zonder aanstoot te geven. Is uit uw penne ook iet gevloeit? Ik wensche het met den eersten van haar en door haar te verstaan.