OCR
142 kunst ontvonkt, en braght de verzen op papier, die ik Uw Eerw. van hier durve toeschikken ... Onze andere vrienden, ja magen, magh ik zeggen, in Apolloos kunst, de hemelsche poézye, de Hee- ren Professor Francius, Vondel, Antonides, enz. dienen het na den druk ook te zien, zoo goet en zoo quaat, als het is. VOLLENHOVE AAN BRANDT ?). 1675, Januari. Mijn broeder voerde my tegemoet, dat Vondel die taal, ten hemel opgevaren, in dicht weleer gewraakt hadde, (zijns oor- deels, zoo ik vermoede, naar den Parnas niet genoeg riekende) en daarvoor gekozen, ten hemel opgeklommen. Maar wat raad dan met duizent blaren? Ik zou zetten gelyk er gestaan heeft, ten hemel ingevaren. Als voren. 1677, 5 Maart *). Vondel, een braaf voorganger, heeft tittel en tittels, in zoo- danigen zin meer dan eenmaal, en zelf daar het geen’ rijmterm maakte, voor my gebruikt, en in Samsons treurspel een triom- fante dood; gelyk hy dat leste ook eertijts in myne Lijkklaghte over Serini, van een nederlage, die zelf triomfant mocht heten, sprekende, niet misprezen heeft. M. DE HERTOGHE AAN G. BRANDT *). 1677, 29 April. Ook hebt ge hier uwe Lykrede wederom (dus zoude Vondel en Hooft zelf schrijven, het Latynsche woort ratio door reden, oratio 1) Brieven aan G. Brandt, bl. 166. De brief betreft Vollenhove’s bijschrift op Erasmus. 2) Brieven aan G, Brandt, bl. 175. Betreft Vollenhove’s: Grafsteen van... Michie] de Ruyter. Bl. 288 van zijn Poézy, 1686. Serini, zie brief 13 Mei 1665. 3) Brieven aan G. Brandt, bl. 177—178, betreffende het afdrukken van Brandts Lijkrede op Hooft, en de ,,sleutel” op Palamedes.
OCR + GPT-4o
VOLLENHOVE AAN BRANDT 1675, Januari. Mijn broeder voerde my tegemoet, dat Vondel die taal, ten hemel opgevaren, in dicht weleer gewraakt hadde, (zijns oordeels, zoo ik vermoede, naar den Parnas niet genoeg riekende) en daarvoor gekozen, ten hemel opgeklommen. Maar wat raad dan met duizent blaren? Ik zou zetten gelyk er gestaan heeft, ten hemel ingevaren. ***** Als voren. 1677, 5 Maart Vondel, een braaf voorganger, heeft tittel en tittels, in zoodanigen zin meer dan eenmaal, en zelf daar het geen’ rijmterm maakte, voor my gebruikt, en in Samsons treurspel een triomfante dood; gelyk hy dat leste ook eertijts in myne Lijkklaghte over Serini, van een nederlage, die zelf triomfant mocht heten, sprekende, niet misprezen heeft. ***** M. DE HERTOGHE AAN G. BRANDT 1677, 29 April. Ook hebt ge hier uwe Lykrede wederom (dus zoude Vondel en Hooft zelf schrijven, het Latynsche woort ratio door reden, oratio