OCR

143 en sermo door rede uitdrukkende) met eenige myne aanmerkin- gen, waar van Uw Eerw. zich dienen kan, of niet, naar eigen goet- vinden. OUDAAN AAN G. BIDLOO’). 1678 Antwoord-brief aan G. Bidloo, Toen hij mij vooraf J. van Uondel’s Afbeelding toegezonden had, zonder Brief of Bujschrift. Het scheen mij als een vremde zaak Te zien dien Zoon van Agrippyne, Dien welbespraakte, zonder spraak, *t Zy uwe byspraak of de zyne; En ’k nam het als een voorspook op Of niet die wijze mond besloten Als had het stygen na den top Van ’s levens bergsteil, haar verdroten, Wel haast zich schikke in stille rust Om met een lieffelyck bewegen Als van al ’t Aardsch niet meer bewust In God t’ ontfaan den laetsten zegen: En heil en welstand ’t geen men niet Wat hem belangt hem kan misgunnen; Maar zoo m’ op onze neiging ziet Waar toe we langzaam stemmen kunnen En ziet zijn Loopbaan haast het jaar Haar ’t negentigste ronde sluiten, *t Zou schoon ze niet bepaald en waar, Of hy ’t Staketsel steeg te buiten, Hen niet verdrieten, die de kracht En rykdom van zyn Geest waarderen: Maar nu geen menschelijke macht Of wensch, dien laatsten slag kan keeren Zoo wensch men dat voor d’ Eeuw’ge troon De hoogste prijs zyn loop bekroon. 1) Zie: Gedichten van Joachim Oudaan, noit voor dezen in ’t licht gezien. Uitgegeven door H. K. Poot. Te Delf, By Reinier Boitet, 1724. Bl. 113. Het door Oudaan gezonden portret van Vondel op 90-jarigen leeftijd kan geen ander zijn dan een der teekeningen in O, I. inkt door Ph. Koninck ge-

OCR + GPT-4o

OUDAAN AAN G. BIDLOO’). 1678 Antwoord-brief aan G. Bidloo, Toen hij mij vooraf J. van Vondel’s Afbeelding toegezonden had, zonder Brief of Bujschrift. Het scheen mij als een vremde zaak Te zien dien Zoon van Agrippyne, Dien welbespraakte, zonder spraak, ’t Zy uwe byspraak of de zyne; En ’k nam het als een voorspook op Of niet die wijze mond besloten Als had het stygen na den top Van ’s levens bergsteil, haar verdroten, Wel haast zich schikke in stille rust Om met een lieffelyck bewegen Als van al ’t Aardsch niet meer bewust In God t’ ontfaan den laetsten zegen: En heil en welstand ’t geen men niet Wat hem belangt hem kan misgunnen; Maar zoo m’ op onze neiging ziet Waar toe we langzaam stemmen kunnen En ziet zijn Loopbaan haast het jaar Haar ’t negentigste ronde sluiten, ’t Zou schoon ze niet bepaald en waar, Of hy ’t Staketsel steeg te buiten, Hen niet verdrieten, die de kracht En rykdom van zyn Geest waarderen: Maar nu geen menschelijke macht Of wensch, dien laatsten slag kan keeren Zoo wensch men dat voor d’ Eeuw’ge troon De hoogste prijs zyn loop bekroon.

Image