OCR

140 lycke stadt Aken te bezoeken; want ick gelove hier zal na negen maenden een levendigh wonderwerk op volgen, en een jonge Buisero zoo luide kraeien, dat men het in Hollant en Zeelant hoore. Ondertusschen wort uwe wederkomste gaerne verwacht van my, gereet te blyven uw dienstwillige vrient en dienaer *t Amsterdam in 1670. J. v. Vondel *). Den 13en in Wiedemaent. VOLLENHOVE AAN BRANDT ?). 1671, Juni, ’s Gravenhage. Dat Uondel geen Uondel zonder Hooft waar, zou hy zelf, meen ik, naar zyne openhartigheit, niet ontkennen; en ik hebbe dier- gelyk een taal wel uit zynen mont gehoort. Maar dit is ook puik, Ja Vondel zelf, onze Agrippynsche zwaan; vry beter, mijns oor- deels, dan dat, Ja zelf de zang van Uondels Rynsche zwaan, of dit, Ja Vondels zang de stem der Rynsche zwaan, hetwelk my in- geschoten was. Vint Uw Eerw. goet, Vondel zelven hier van te spreken en zijn eigen goetvinden te volgen, ik magh ’t wel lyden. Zoo niet, en dat voor aanstoot gevreest wort, het veilighste dient dan gekozen, en de veranderinge van my op den kant gestelt, slechts uitgewischt. ANTONIDES AAN OUDAEN *). 1673, 20 Maart. ...de namen en byzonderheden in Palamedes kan ik uit den 1) Naar autograaf in verzameling Papenbroek, Leiden. Facsimilé bij v. Lennep, Vondel, XI, bl. 272. Unger, 1667—71, bl. 253. 2) Uit Brieven aan G. Brandt, bl. 150. Achter het Leven v. G. Brandt door Joh. de Haas. Bespreking van het gedicht, dat Vollenhove op Arnout Hooft maakte: ,,ver- scheide werken van wylen zijn Heer vader uitgevende”. 1671. Zie: J. Vollen- hoves Poézij, Amst. 1686, bij Henrik Boom en de weduwe van Dirk Boom. Het vers luidt: (bl. 470) Ja Vondel waar geen Vondel zonder Hooft, Maar volgt hem zulx, dat hy ‘er moedt op drage. 8) Zie: Dr. G. Penon, ,,Bijdragen tot de geschiedenis der Nederl. Letterk.” Gron. 1880, bl. 153, en: ,,Beschouwingen over Vondels Hekeldichten”, bl. 165, noot. De aanteekeningen van G. Brandt bij Palamedes zijn uitgegeven door Unger in Oud-Holland, 1887. Vondeliana. Palamedes.

OCR + GPT-4o

lycke stadt Aken te bezoeken; want ick gelove hier zal na negen maenden een levendigh wonderwerk op volgen, en een jonge Buisero zoo luide kraeien, dat men het in Hollant en Zeelant hoore. Ondertusschen wort uwe wederkomste gaerne verwacht van my, gereet te blyven uw dienstwillige vrient en dienaer 't Amsterdam in 1670. J. v. Vondel. Den 13en in Wiedemaent. ***** VOLLENHOVE AAN BRANDT. 1671, Juni, 's Gravenhage. Dat Vondel geen Vondel zonder Hooft waar, zou hy zelf, meen ik, naar zyne openhartigheit, niet ontkennen; en ik hebbe dier- gelyk een taal wel uit zynen mont gehoort. Maar dit is ook puik, Ja Vondel zelf, onze Agrippynsche zwaan; vry beter, mijns oor- deels, dan dat, Ja zelf de zang van Vondels Rynsche zwaan, of dit, Ja Vondels zang de stem der Rynsche zwaan, hetwelk my in- geschoten was. Vint Uw Eerw. goet, Vondel zelven hier van te spreken en zijn eigen goetvinden te volgen, ik magh 't wel lyden. Zoo niet, en dat voor aanstoot gevreest wort, het veilighste dient dan gekozen, en de veranderinge van my op den kant gestelt, slechts uitgewischt. ***** ANTONIDES AAN OUDAEN. 1673, 20 Maart. ...de namen en byzonderheden in Palamedes kan ik uit den

Image