OCR
124 En vrienden, dagh op dagh. De vrientschap is het zout, Het welck door zijne kracht gemeenschap onderhout. Ick wensch dat d’Engel, uw behoeder, u geleide, En voere, door woestijn, en over stroom en heide Geluckigh herwaert aen. Op zulck een bly gezicht Verwelkome u mijn lier met eer- en welkomdicht. VONDEL AAN PATER CAROLUS COUVRECHEF *). 1654. + D. Carole, optime Pater. Expecto reverentiam tuam cras, hora secunda. Invitavit nos in hortum pia Virgo Nordicia. Ad- ventus noster illi gratus erit. Tuus ex animo J. Vondelius. Adres v. Vondel: Op de Prince graft, op een huis na het hoeck- huis van de Beerestraat, by van Veerle. VONDEL AAN GERAERD BRANDT ®). 1654, 2 November. Monsieur Brant, ,,de Tragedie” daer commentarien op passen 1) Naar het facsimilé in Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken, 1857, en bij v. Lennep, Vondel, VI, bl. 186. Zie Oud-Holl. I, bl. 121. Berust in de Verzameling van Snellaert, Univers. Bibl. Gent. Een der weinige, van Vondel bekende Latynsche geschriften is het briefje aan Pater Couvrechef, een Antwerpschen Carmeliet, die te Amsterdam de geestelijke bediening vervulde, en meermalen door Vondel is bezongen. Op zijn ,,Afbeeldinge”, v. Lennep, VI, bl. 188; op zijn ,,.Eeuwgetij”, 1658, v. Lennep, VII, bl. 694. Dit briefje van 1654, waarin Dina Noortdijck, de in 1651, bij haar ,,Staet- sie”, of inkleeding als geestelijke dochter van de Krijtbergskerk, door Vondel bezongene, in haar tuin, buiten de Regulierspoort, aan het Otterspad gelegen, wordt voorgesteld als dichter en pater samen ontvangende, is vooral opmer- kelijk, als een bewijs voor den vertrouwelijken omgang van geestelijken en leeken. Over Dina Noortdijck, zie: Dr. A. H. Garrer, Onze Eeuw, 1908. Onder Vondels briefje is, blijkbaar door Couvrechef, het volgende geschre- ven: ,,Tunc ibi manifestavit I. Vondelius generosum zelum erga Catholicam Romanam Religionem suam, et me honoravit elegantissimis suis scriptis.” Etc. 2) Zie: Catalogus der Vondel-tentoonstelling in 1879, bl. 18; waar de brief wordt in verband gebracht met Palamedes. Dit is echter onwaarschijnlijk, en hij slaat veeleer op Lucifer in 1654, of wat ook aannemelijker is op Salmo- neus, volgens de meening van Unger, t.a.pl.: Facsimilé in Oud-Holland, H, bl. 124.
OCR + GPT-4o
En vrienden, dagh op dagh. De vrientschap is het zout, Het welck door zijne kracht gemeenschap onderhout. Ick wensch dat d’Engel, uw behoeder, u geleide, En voere, door woestijn, en over stroom en heide Geluckigh herwaert aen. Op zulck een bly gezicht Verwelkome u mijn lier met eer- en welkomdicht. ***** VONDEL AAN PATER CAROLUS COUVRECHEF. 1654. + D. Carole, optime Pater. Expecto reverentiam tuam cras, hora secunda. Invitavit nos in hortum pia Virgo Nordicia. Ad- ventus noster illi gratus erit. Tuus ex animo J. Vondelius. Adres v. Vondel: Op de Prince graft, op een huis na het hoeck- huis van de Beerestraat, by van Veerle. ***** VONDEL AAN GERAERD BRANDT. 1654, 2 November. Monsieur Brant, „de Tragedie” daer commentarien op passen