OCR
81 HUYGENS AAN BARLAEUS *). 1634, 24 October. ... Ama me et vale, cum amicis Vossio, Viquefortio, Vondelio, et si ruri non est, humanissimo Hoofdio. DE GROOT AAN VONDEL”). 1635, 5 Juni. [Ick hebbe oock uyt uw schryven en bygevoegde ,,Lyckklacht] verstaen de swarigheid, die UE. [is overgekomen door het af- sterven van uwe] ega, wetende door ervarentheid hoe veel sulcken geselschap waert is. God, die ons allen onder de wet van de sterf- lyckheidt heeft laten geboren worden, heeft ons oock daerby ’t verstant gegeven, om ons te buigen onder synen wille, ende ons met het gebruick van den toegelaten tydt te laten [genoegen ende] niet soeckende met ondanckbaerheidt ons eigendom toe te schry- ven ’tgene maer geleent en was tot wederseggen. Alle twelck ge[lyck] ick weet dat UE. by hemselve wel can bedencken, oock 1) Zie: v. Vloten, Brieven van Hooft, IV, 392. Worp, Briefwisseling v. Huygens, H, 10 (verkort). Geschreven uit het leger te Sprangen. Vondel wordt onder de vrienden niet vergeten. ?) 5 (18) Juni 1635, Naar het afschrift door Vondel gemaakt van de Groot’s brief, hetwelk hij aan Hooft zond. Aanwezig in de verzameling-Papenbroek ter Universiteits-Bibl. te Leiden. Facsimilé bij v. Lennep, Vondel-uitg. III, bl. 212. Afgedrukt in De Gids, 1871, bl. 291, naar de ontcijfering van J. A. Alberdingk Thijm; daarna in Oud-Hol- land, II, bl. 294295 en Thijm, Werken, Dl. V, 282. Het tusschen [ ] is aan- gevuld door Alb. Thijm. Zie verder in mijn ,,Rondom Vondel”: ,,Vondels Epes Constantijn”, bl. 25—40. Vondels afschrift is gedateerd 18 Juni 1635. Dat Vondel zoo spoedig een copie van de Groot’s brief, die na een betuiging van deelneming bij den dood van Vondels Maeijken geheel handelt over de Constantinade, aan Hooft deed toekomen bewijst, dat dit epos het onderwerp was van Hoofts levendige be- langstelling, die ook reeds uit de vorige brieven is aan den dag gekomen. De geleerde aanwijzingen van de Groot deelt Vondel terstond mede aan Hooft, die op de hoogte was van het ontwerp en het plan der Constantinade. Slechts een kort naschrift voegt Vondel toe aan zijn copie, om door Hooft aan Barlaeus, die dus te Muiden vertoefde, dank te zeggen voor zijn geschrift: »Oratio, de animae humanae admirandis”, een redevoering door hem in Fe- Vondel-Brieven. 6
OCR + GPT-4o
HUYGENS AAN BARLAEUS. 1634, 24 October. ... Ama me et vale, cum amicis Vossio, Viquefortio, Vondelio, et si ruri non est, humanissimo Hoofdio. ***** DE GROOT AAN VONDEL. 1635, 5 Juni. Ick hebbe oock uyt uw schryven en bygevoegde „Lyckklacht” verstaen de swarigheid, die UE. [is overgekomen door het afsterven van uwe] ega, wetende door ervarentheid hoe veel sulcken geselschap waert is. God, die ons allen onder de wet van de sterf-lyckheidt heeft laten geboren worden, heeft ons oock daerby ’t verstant gegeven, om ons te buigen onder synen wille, ende ons met het gebruick van den toegelaten tydt te laten [genoegen ende] niet soeckende met ondanckbaerheidt ons eigendom toe te schryven ’tgene maer geleent en was tot wederseggen. Alle twelck ge[lyck] ick weet dat UE. by hemselve wel can bedencken, oock