OCR
48 en voeghelyck gestelt syn. Indien ergens de bynaeminge, dat is de verandering van woordbeduydenis door letter of lettergreep, het voorhooft doet rimpelen, liever wyt ick dat myn oordeels dan des schryvers schuld. Vaer wel voortreffelycke man, en volhard om, by gelegent- heyd, my geluckigh te maecken met uwe na de lampruyckende heldenvonden. Alsoo leef lange met uwe vrouwe en kinderen, indien ’er uwe Helionoor eenighe ter weereld hebbe gebragt. Te Leyden den 14 van Maerte 1630. Uwe voortreffelyckheyds dienstwillige K. van Baerle*). Het opschrift was: Aen myn heer myn heer P. C. Hooft, Drost van Muyden Tot Amsterdam. VONDEL AAN ALLE DICHTERS *). 1630, Mei. D’Amsterdamsche Academie Aen alle poéten en Dichters der Vereenigde Nederlanden. Liefhebbers van de goude vryheyt. Apoll, op Helicon geseten, Vraeght al syn heilige Poéten: Wat beste en slimste tongen syn? Of waerheyt salich maeckt, of schyn? 1) 14 Mrt. 1630. Naar het Hs. in de Verzameling Papenbroek, Univers.- Bibl. Leiden, Unger Bibl. No. 5. Zie: Oud-Holland, I, 1883, bl. 141. Wat Vondel aanleiding kan hebben gegeven om den Latijnschen brief, door Barlaeus aan Hooft geschreven, te vertalen, kan niet met zekerheid worden verklaard. Vermoedelijk had Hooft den brief in originali ter lezing gezonden aan Vondel; zooals toen met belangrijke brieven gebruik was; en heeft Vondel dien toen als oefening, of voor zijn gemakkelijker begrip, overgezet. Het is ook mogelijk, dat hij er Tesselschade cen dienst mede heeft willen bewijzen, die geen Latijn verstond. Barlaeus schreef dezen brief aan Hooft naar aanleiding van diens gedicht: »De Hollandsche Groet aen den Prinse van Oranje over de zege van den jaere 1629”. Uitgegeven in 1630. Het betrof de verovering van Wezel en ’s Hertogenbosch. Zie Stoett, Gedichten van P. C. Hooft, 1899, I, 281. ( 2) al de plano-uitgave (Unger 176) in het Vondel-Museum, Amsterdam 1630). Zie: R. C. Bakhuizen v. d. Brink. Vondel met Roskam en Rommelpot; 3e dr.; 188, bl. 54.
OCR + GPT-4o
Vaer wel voortreffelycke man, en volhard om, by gelegent- heyd, my geluckigh te maecken met uwe na de lampruyckende heldenvonden. Alsoo leef lange met uwe vrouwe en kinderen, indien ’er uwe Helionoor eenighe ter weereld hebbe gebragt. Te Leyden den 14 van Maerte 1630. Uwe voortreffelyckheyds dienstwillige K. van Baerle*). Het opschrift was: Aen myn heer myn heer P. C. Hooft, Drost van Muyden Tot Amsterdam. ***** VONDEL AAN ALLE DICHTERS*). 1630, Mei. D’Amsterdamsche Academie Aen alle poéten en Dichters der Vereenigde Nederlanden. Liefhebbers van de goude vryheyt. Apoll, op Helicon geseten, Vraeght al syn heilige Poéten: Wat beste en slimste tongen syn? Of waerheyt salich maeckt, of schyn?