OCR
27 het amoreuse Capua en het oude Pozzolo, ten waer de wondere die hier in de Natuer gevonden worden overgroot geweest waren sij hadden ons soo verre niet wtgelockt, als brandende bergen, steen klippen mijlen verre wtgehouwen en ganghbaer gemaeckt, grotten, badstoven die de natuer in de bergen maeckt wonder- baerlijcker als ick schrijven kan, de woninge van de Sibillen, en dat ul ongeloofelijck sal sijn den Mond van den hel selfs, de Elisesche velden daer de gelucksalige sieltjens sweven en duij- sent andere plaetsen die de fabulen vermaert maecken om dat se de waerheijt soo na komen, de hel hebbense hier gedicht te sijn onder den poel Avernus die grondeloos en met hooge bergen om- ringht is, die vol overhangende boomen beplant, een naere scha- duwe over het water spreijen; hier bij gaet een solferachtigen damp op en onder de aerde word een afgrijselijck geluijt gehoort en wat dat daer levendigh overvlieght valt neder doot ter aerde. Hier naer kan ul de andere dingen afmeten. Ick sta nu voor de 2de mael tot Romen en ben hier gekomen, met overgroote hoope van brieven te vinden en tijdinge van ul welvaren alsoo Februarij nu ten eijnde was geloopen. De Cooplieden seijden ons dat sij een groot packet brieven die aen Jacob Baack luijden op Napels ons na gesonden hadden; denckt wat ons dit een verdriet is ge- weest, ick twijfel niet of ul en mijn broeders hand sullen hier onder sijn, indien het anders wt valt soo treur ick al voort, doch ick en kan het ul niet toevertrouwen, over 8 dagen sullen de brie- ven weder hier sijn. Ick zal ul daer terstont op antwoorden en indien daer van ul. geen schrijvens onder is, soo wacht geen brie- ven van mij voor icker van ul. sal bekoomen hebben, als behalve dat ick ul. voor 8 of 14 dagen van mijn vertreck na Siena sal ver- wittigen, ick wacht nu plat na de brieven; het sal nu haest op een scheijden gaen, ick gaen tot Siena wonen, Herman Swol sal met de eerste gelegentheijt over Venetjen thuijs komen. Gerard van den Bergh blijft hier tot Romen, Jacob Baeck met de andere 2 gaen na paessen voor 4 maanden te Florence wonen. Laet mijn brieven altijt onder het couvert van Mr. Baeck komen soo meyn ick datse minst sullen faljeren. Terwijl ick hier soo ben, mena- gieer ick soo veel als mooglijck is en meer misschien als ul. sout begeeren; ick ben de vasten ongewoon, dan sal haest een eynd nemen; al het geen dat wij boven groijen dat loopen wij beneden weder af, soo veel selsaemheden sijn hier dagelijckx te sien. mijn gantsche reijs van vooren tot den achteren hebbe ik bij geschrift gestelt daer in ick gestelt hebbe al het geen ick gedenkwaerdigh op de reijse gesien of gehoort hebbe, dat nu al groot geworden is. Meer heb ick niet te schrijven en dit heb ick noch geschreven tot
OCR + GPT-4o
het amoreuse Capua en het oude Pozzolo, ten waer de wondere die hier in de Natuer gevonden worden overgroot geweest waren sij hadden ons soo verre niet wtgelockt, als brandende bergen, steen klippen mijlen verre wtgehouwen en ganghbaer gemaeckt, grotten, badstoven die de natuer in de bergen maeckt wonder- baerlijcker als ick schrijven kan, de woninge van de Sibillen, en dat ul ongeloofelijck sal sijn den Mond van den hel selfs, de Elisesche velden daer de gelucksalige sieltjens sweven en duij- sent andere plaetsen die de fabulen vermaert maecken om dat se de waerheijt soo na komen, de hel hebbense hier gedicht te sijn onder den poel Avernus die grondeloos en met hooge bergen om- ringht is, die vol overhangende boomen beplant, een naere scha- duwe over het water spreijen; hier bij gaet een solferachtigen damp op en onder de aerde word een afgrijselijck geluijt gehoort en wat dat daer levendigh overvlieght valt neder doot ter aerde. Hier naer kan ul de andere dingen afmeten. Ick sta nu voor de 2de mael tot Romen en ben hier gekomen, met overgroote hoope van brieven te vinden en tijdinge van ul welvaren alsoo Februarij nu ten eijnde was geloopen. De Cooplieden seijden ons dat sij een groot packet brieven die aen Jacob Baack luijden op Napels ons na gesonden hadden; denckt wat ons dit een verdriet is ge- weest, ick twijfel niet of ul en mijn broeders hand sullen hier onder sijn, indien het anders wt valt soo treur ick al voort, doch ick en kan het ul niet toevertrouwen, over 8 dagen sullen de brie- ven weder hier sijn. Ick zal ul daer terstont op antwoorden en indien daer van ul. geen schrijvens onder is, soo wacht geen brie- ven van mij voor icker van ul. sal bekoomen hebben, als behalve dat ick ul. voor 8 of 14 dagen van mijn vertreck na Siena sal ver- wittigen, ick wacht nu plat na de brieven; het sal nu haest op een scheijden gaen, ick gaen tot Siena wonen, Herman Swol sal met de eerste gelegentheijt over Venetjen thuijs komen. Gerard van den Bergh blijft hier tot Romen, Jacob Baeck met de andere 2 gaen na paessen voor 4 maanden te Florence wonen. Laet mijn brieven altijt onder het couvert van Mr. Baeck komen soo meyn ick datse minst sullen faljeren. Terwijl ick hier soo ben, mena- gieer ick soo veel als mooglijck is en meer misschien als ul. sout begeeren; ick ben de vasten ongewoon, dan sal haest een eynd nemen; al het geen dat wij boven groijen dat loopen wij beneden weder af, soo veel selsaemheden sijn hier dagelijckx te sien. mijn gantsche reijs van vooren tot den achteren hebbe ik bij geschrift gestelt daer in ick gestelt hebbe al het geen ick gedenkwaerdigh op de reijse gesien of gehoort hebbe, dat nu al groot geworden is. Meer heb ick niet te schrijven en dit heb ick noch geschreven tot