OCR
12 Juni 1628. Noch aen den zelven. 30 Juni 1628. Hooft aan Huygens. Over Vondels »Deensch gerecht op zijn Hollandsch gekookt”. 15 Juli 1628. Huygens aan Hooft. Huygens’ oordeel over Vondels poézie. 18 Juni 1629. Hooft aan Baeck. Over samenkomst van Hooft met Reael en Vondel. 14 Maart 1630. Barlaeus aan Hooft in de vertaling door Vondel; met den Latijnschen brief van Barlaeus (van 12 Maart). Prijst de verzen van Hooft op Frederik Hendrik. Mei 1630. Vondel ,,Aen alle poéten en Dichters der Vereenigde Nederlanden”. Mei 1630. Tesselschade aan Vondel. Haar antwoord op de vraag van de Academie. Mei 1630. Vondel aan Hooft en Jkhr. Landeslot. Roskam aan den Heer Hooft. Harpoen aan Jonckheer Landeslot. 28 Mei 1630. Hooft aan Baeck. Over Vondels Harpoen en Roskam. 3 Juni 1630. Hooft aan Baeck. Zendt gedichten van Coornhert(?) voor Vondel bestemd. Over Harpoen en de Medaelje van den Gomaristen Kettermeester. 31 Juli 1630. Hooft aan Baeck. Over brief aan Vondel. 11 Augustus 1630. Hooft aan Baeck. Vondel heeft geschreven dat 20000 zielen zijn omgekomen bij het beleg van Mantua. 24 Augustus 1630. Huygens aan Hooft. Bij de voorbereiding van de ontvangst van den Prins te Muiden schrijft Huygens aan Hooft. 29 Augustus 1630. Hooft aan Baeck. Zendt brief voor Vondel, om eerst te lezen door Baeck. 30 Augustus 1630. Hooft aan Baeck. Met Vondel zal gesproken moeten worden over de komst van den Prins te Muiden. Herfst 1630. Vondels Danckdicht aan Jacob Baeck. 27 April 1631. Hooft aan Baeck. Over het ,,Vraegdicht van de Academie”. 29 Juli 1631. Hooft aan Baeck. Vondel en Coster bij Hooft te Muiden om over de ,,Prijsvraegh” van de Academie te spreken. 19 Augustus 1631. Hooft aan Baeck. Zendt antwoord op Vondels brieven, te bezorgen door Baeck. 25 Augustus 1631. Hooft aan Baeck. Betreft cen ,,kluchtige brief” van Vondel over cen ,,Boecxken van d’In- quisitie”. 10 September 1631. Hooft aan Baeck. Over het uitkomen van De Groot’s Nederlandsche Geschiedenis.