OCR
REGISTER OP DE VONDELBRIEVEN. 1600—1607. Brief van P. C. Hooft uit Florence aan de Kamer in Liefde Bloeiende. Latere uitgave. Vooraf de oorspronkelijke tekst. 1612. Epistre a Mon-Seigneur Jean Michiels van Vaerlaer, mon singulier Amy. Opdracht van Pascha. 1613. Den dichter wenscht zijnen Z(wager) Abraham de Wolf geluck ende eeuwigh welvaren. jpdracht van De Gulden Winckel. 1 Maart 1625. Brief van Willem van den Vondel uit Rome aan zijn moeder. 15 Maart 1625. Tweede brief als voren. Met briefjes aan ,,frére en Maseurtje Bruyninghs”. 15 Maart 1625. Brief van Willem aan zijn broeder Joost. 30 April 1625. Hooft aan Huygens. Over het schrijven van een Lofdicht door Vondel voor de ,,Ledige Uren”. 15 Mei 1625. Reael (aan LJz. Baeck?) Over handelszaken met Vondel. 18 Maart 1625 (veeleer 1626). A. van Blyenburgh aan Hooft. Over ,,Palamedes vrymoedicheit”. 9 November 1625. C. Niellius aan M. Vezekius. Over Palamedes. 19 Covember 1625. Nicolaes van Reigersbergh aan Hugo de root. Palamedes is verschenen: ,,verhaelt de naeste dingen naectelijk”. 24 November 1625. (1626?) Hooft aan Tesselschade. Zendt haar Vondels Hecuba. 27 November 1625. N. Grevelinckhoven aan N. Cupus. Over Palamedes. 12 December 1625. Niellius aan Vezekius. Over Palamedes. 20 Januari 1626. Hooft aan Anna Roemers. Zendt haar Vondels gedicht op het overlijden van zijn vader. 16 Januari 1627. Niellius aan Vezekius. Als voren. Over Palamedes. Juni 1628. Vondel aan Hooft. »Briel gen den Drost van Muyden, spellende de Herstellinge der Duytsche vryheid”.