OCR
152 waarom dan hier ook niet reis op reis vaader geschreven in sté van vader? Of mishaagt u dit alleen, om dat Vondel het juist genoemd heeft in zyne waarschouwinge voor de Nederduitsche misspellinge en walgelyke verdubbeling van klinkletteren? OUDAAN AAN G. BRANDT’). 1682, 11 December. [{Hij is voornemens] eenige aanmerkingen over de beschryving van het Leven van J. v. Vondel te doen invloeijen: de welke maar ter loops in het lezen hebbende waargenomen, eene tweede herlee- zing, met meerdere aandacht, noodig hadden; en waar toe in een geruijme tijd de zinnen niet wel heb kunnen zetten. Uijt welke premissen voor af, Uw’E. zien kunt dat ik het zelve Leven heb 1) Zie: Dr. G. Penon, ,,Bijdr. tot de Geschied. der Nederl. Letterk.” Gron. 1880, II, bl. 187—142; en Beschouwingen over Vondels Hekeldichten, Gron. (1873), (passim). Bij Oudaans opmerkingen en aanvullingen bij het Leven van Vondel door Brandt het volgende: Vondels geboortejaar. Het is duidelijk dat Vondel het sterfjaar van Maria Stuart heeft berekend naar denzelfden stij] als zijn geboortejaar. De ,,Uit- vaert van Henricus de Groote”, ofschoon den moord van 1610 bezingende, is voor het eerst gedrukt in 1622 bij den tweeden druk van ,,Den Gulden Winckel”, In dezen druk ontbreken de 16 voor Vondel hatelijke verzen, die voor het eerst gedrukt waren in het Tweede Deel van Vondels Poézy van 1647, buiten diens weten uitgegeven. Zeer juist gevoelt Oudaan, dat, te oordeelen naar ,,de vinding, de rijkheid der gedachten en de kracht en bewoording”, dit gedicht niet van 1610 kan dagteekenen. Zijn vermoeden bevestigt, dat de 16 hatelijke verzen, dus ook niet vroeger gemaakt kunnen zijn dan in 1622 indien zij tot de oorspronkelijke lezing behooren. Maar daarin ontbreken ze juist, en komen het eerst voor in cen Vondel vijandige bloemlezing uit zijn verzen. Zie: Penon, Bijdragen, I, 58 volg. De aangevoerde mededeelingen van D(aniél) d(e) B(reen) zijn van belang, vooral in verband met het staken van Vondels epos Constantijn en de redenen, die den dichter daartoe noopten. De zoon van ,,Leven” pag. 72, waar Oudaan naar vraagt, is het kind van Joost Jr. en Baerte Hooft geb, 1651. Later schoenmakersknechtje, sterft als »adelborst” (matroos) op zee. Hij heet ook Joost. (Oorkonden, bl. 217.) Over Jan Vos vergelijk Vondels brief aan Oudaan. Medea en Noah ver- schenen in hetzelfde jaar. De opmerking over het niet opnemen van gedichten in het Levensbericht, houdt geen steek, omdat al de gedichten tegelijk met het Leven werden uit- gegeven. Een gedicht van Vondel: ,,Staats-pilaar” is niet bekend; vermoede- lyk wordt bedoeld: ,,De Vrepylaer der Vrye Nederlanden”.
OCR + GPT-4o
waarom dan hier ook niet reis op reis vaader geschreven in sté van vader? Of mishaagt u dit alleen, om dat Vondel het juist genoemd heeft in zyne waarschouwinge voor de Nederduitsche misspellinge en walgelyke verdubbeling van klinkletteren? _____ OUDAAN AAN G. BRANDT’). 1682, 11 December. [Hij is voornemens] eenige aanmerkingen over de beschryving van het Leven van J. v. Vondel te doen invloeijen: de welke maar ter loops in het lezen hebbende waargenomen, eene tweede herlee- zing, met meerdere aandacht, noodig hadden; en waar toe in een geruijme tijd de zinnen niet wel heb kunnen zetten. Uijt welke premissen voor af, Uw’E. zien kunt dat ik het zelve Leven heb