OCR
105 praestantem lingua manuque mulierem. Si sororem Tesselam Vidisses, viduam manu quoque pollentissimam, sed forma, lingua, moribusque longe suaviorem, ingenio autem vere sublimi, mulie- ribus universis, viris plerisque excellentiorem, plus te debere mihi fatereris, et fateberis, si quando regiones vestras lectissima foemi- narum lustratum eat, quod sine comitatu animi manusque meae non fiet. Plurimi enim illam facio, nec facere tu non posses, si solum unum poemation vidisses, cujusmodi illa quotidie parit, stupendi commatis. Mi Puteane, cur divellimur? Cur te parti- cipem non est facere mille elegantiarum et amoenitatum musi- carum, quae mihi cum illa muliere, Barlaeo, Vossio, Hoofdio, Vicofortio, Vondelio alijsque intercedunt? VONDEL AAN HOOFT *). Nieuwjaar 1643. Ik wensch Kornelis Tacitus een gezont en zaalig nieu jaar, en dewyl hy my zyn geuse taafel verbiedt om een onnoozel Ave Maria: zoo zal ik somtydts noch een Ave Maria voor hem lezen; op dat hy sterve zoo devoot Catholyk, als hy zich toont devoot Polityk. dere vrouwen. De eerste vertoefde toen in de Zuidelijke Nederlanden en kwam o.a. in kennis met Erycius Puteanus, Hoogleeraar te Leuven (geb. Venlo 1574+1646). Vondel blijkt weer onmisbaar te zijn onder de getuigen van haar volmaaktheid. 1) Volgens G. Brandt, Leven, bl. 77 (uitg. Leendertz, bl. 38) is dit een ,,kleen briefke door Vondel onder een anderen brief geschreven, en in ’t volgende jaar den Heere Hooft toegezonden”. Dit is de cenige bron, waaraan de tekst ontleend is. Bij welken brief dit na- schrift behoort, is niet bekend. Blijkbaar is het een antwoord op een brief van Hooft aan Vondel, waarin de Drost over een gedicht op de H. Maagd Maria, dat Vondel hem had toegezonden, eenig verwijt of afkeuring had te kennen gegeven. Dit kan geen ander zijn dan de ,,Maeghdebrieven” in 1643, waaraan de dichter een verheven lofzang ,,Aen de H. Maegd” liet vooraf- gaan. Brandt zegt: ,,Dit (gedicht) was veel opspraaks onderworpen” en vooral Hooft was dit ,,zo0 tegens de borst, dat’er eenige verkoeling in hunne vriend- schap uit ontstondt, en verdere verwijdering”. Volgens zijn gewoonte zal Von- del zijn ,,Maeghdebrieven” ook aan Hooft gezonden hebben, die een antwoord gaf, waarop Vondels repliek moest slaan, dat hij soms nog een Ave Maria voor Hooft zou bidden.
OCR + GPT-4o
praestantem lingua manuque mulierem. Si sororem Tesselam vidisses, viduam manu quoque pollentissimam, sed forma, lingua, moribusque longe suaviorem, ingenio autem vere sublimi, mulie- ribus universis, viris plerisque excellentiorem, plus te debere mihi fatereris, et fateberis, si quando regiones vestras lectissima foemi- narum lustratum eat, quod sine comitatu animi manusque meae non fiet. Plurimi enim illam facio, nec facere tu non posses, si solum unum poemation vidisses, cujusmodi illa quotidie parit, stupendi commatis. Mi Puteane, cur divellimur? Cur te parti- cipem non est facere mille elegantiarum et amoenitatum musi- carum, quae mihi cum illa muliere, Barlaeo, Vossio, Hoofdio, Vicofortio, Vondelio alijsque intercedunt? ***** VONDEL AAN HOOFT Nieuwjaar 1643. Ik wensch Kornelis Tacitus een gezont en zaalig nieu jaar, en dewyl hy my zyn geuse taafel verbiedt om een onnoozel Ave Maria: zoo zal ik somtydts noch een Ave Maria voor hem lezen; op dat hy sterve zoo devoot Catholyk, als hy zich toont devoot Polityk.