OCR
63 draeghen van roem, op sulk een’ verrichtinge, tegens zijnen Pre- diker. Waer aen U E. bevindt, dat de voorzienighen ende wereld- wijzen den naem schuwen, van der partidigheit meer toe te gee- ven, als den noodt... Van den Hujze te Mujden, den 3en Junio, 1630. Alhier ontfang ick U E. aengenaemen van heden, met de loop- maeren ende Medalie, enz. Ick en kan dien stookebranden ter wederzijden niet vergeven hunne reukelooze dulligheit, daer niet dan vererghering onzer quacle ujt komen kan. HOOFT AAN BAECK®. 1630, 11 Aug., Muiden. ...Ende is zeer vreemt, dat die van binnen, ziende hunnen vorst zijne vajligheit aldaer mistrouwen, niet getraght hebben, op voorwaerden, hoe slecht die ook zijn moghten, over te gaen. *t En zy de belegger, verzekert alles in zijner handt te hebben, nae geen verdragh altoos en hebbe willen lujsteren. Vondelen schrijft van 20000 zielen, die men roept daer omgekomen te zijn. Dit is wel te gelooven, ende waere een’ fraye stof voor zijn’ penne, om de wreedheit des vyands ten hatelijksten ende eisselyksten ujt te meeten, tot vernieuwing van den ouwden ende flaeuwenden afkeer. Ick en twijfel niet, oft Italiaen ende Franchois, en zullen daer hunne konst aen te kost leggen; met een geschrey om ’t heele Christendom te doen jammeren. voorheen aan partijdigheid blootgesteld is geweest. Dit zou dan, naar Hoofts meening, Vondels optreden kunnen vergoelijken. De gedichten van L. Jz. Reael beantwoorden geheel aan Hoofts beschrijving. Uit het naschrift van dienzelfden brief blijkt, dat Baeck ook de scherpe satire ,,Medaellie voor de Gommariste Kettermeester”, zonder naam van den dichter gedrukt in plano, aan Hooft had gezonden. Dat Hoofts uitval over die stookebranden” op Vondel zou slaan, kan dan ook zonder nader bewijs niet worden aanvaard; uit de antwoorden op de ,,Medaellie” ziet men ook dat haar dichter toen niet bekend was. Zie hierna: Hooft aan UVondel, 31 Juli 1630, opgenomen in de noot bl. 68. 1) Zie: v. Vloten, Brieven v. Hooft, II, 49. Wat Hooft schrijft betreft den oorlog van Frankrijk tegen den Hertog van Savoye, Karel Emmanuel I, en het beleg van Mantua, dat in Juli 1630 werd uitgemoord. Reeds 11 Augustus was het nieuws daarvan in Holland verspreid. Hooft geeft in dezen brief en elders verder allerlei beschouwingen over
OCR + GPT-4o
Van den Hujze te Mujden, den 3en Junio, 1630. Alhier ontfang ick U E. aengenaemen van heden, met de loopmaeren ende Medalie, enz. Ick en kan dien stookebranden ter wederzijden niet vergeven hunne reukelooze dulligheit, daer niet dan vererghering onzer quacle ujt komen kan. ***** HOOFT AAN BAECK®. 1630, 11 Aug., Muiden. ...Ende is zeer vreemt, dat die van binnen, ziende hunnen vorst zijne vajligheit aldaer mistrouwen, niet getraght hebben, op voorwaerden, hoe slecht die ook zijn moghten, over te gaen. 't En zy de belegger, verzekert alles in zijner handt te hebben, nae geen verdragh altoos en hebbe willen lujsteren. Vondelen schrijft van 20000 zielen, die men roept daer omgekomen te zijn. Dit is wel te gelooven, ende waere een' fraye stof voor zijn' penne, om de wreedheit des vyands ten hatelijksten ende eisselyksten ujt te meeten, tot vernieuwing van den ouwden ende flaeuwenden afkeer. Ick en twijfel niet, oft Italiaen ende Franchois, en zullen daer hunne konst aen te kost leggen; met een geschrey om 't heele Christendom te doen jammeren.