OCR
155 fevens verhaal, met wat naukeuriger aanmerking uijtgekipt ge- zien; om datse mij, om haar stoffe, of indruks ... de gedachten, boven anderen hare opmerking waardig schijnen, als bij voor- beeld het Gedicht op den Rijn, zijn Geboortestroom, om de on- bedenkelijke heerlijkheijd daar in te weeg gebracht; het Gedicht nevens zijne Afbeelding, aan den Heer Directeur Generaal Hulsft naar QOost-Indien gezonden, waar in, door een droom, de dood des Heeren Generaals verbeeld word, zeer op de zelve wijs als men naderhand heeft verstaan datse zich heeft toegedragen: zijnde dit Vaars ten huijze van de Bloed-vrienden, meer dan een half jaar te voren, cer ze hier cenige de minste tijding van ver- stonden; De Triomf van Koppenhagen, of de Noordsche Nim- roth etc., waarvan gezegt word, dat het den Koning van Zweden zoodanigen hartneep gaf, dat hy’er van betuijgde, dat het deze en diergelijke schriften waren, die zijnen Naam met een onver- zettelijken naamsmet brandmerkten, en in eeuwige gedachtenisse van verachting hielden; en voor al onder de Vaarzen van zijn laatste jaren het Vredevaars, met de naam van Staats-pilaar; ’t geen voor zeker houd dat de stoffe gegeven heeft van klachte, in de jongste Declaratie van Oorlog des Konings van Engeland; waarin mede van opgerechte Pilaren gewag word gemaakt; die Majesteijt, zoo vermoedelijk is, van zijne oorblazers op eenig los gerucht in ’t hoofd gehangen. En ’t geen t’eeniger tijd Onzen Patroon bij mij te gemoet gevoert, hem met geen gemeene drift gekittelt heeft. En dit zijn zoo mijne gedachten, mij onder ’t lezen te binnen gekomen; de welke hier in vrijmoedigheyd uijtte, gelijk men onder gemeenzame Vrinden plag. Nu hebbe van anderen hooren klagen, dat uijt dezen druk en verzameling der Gedichten, eenige beken- de, en die niet van de geringste, uijtgelaten zijn. doch D. Hart- zoeker heeft mij bericht, dat de zelve in eenige bladen bijzonder zijn gedrukt, en’er voor bekende Vrinden, of die ze begeeren, bij- gedaan worden. ik hebbe dan gewacht met een exemplaar voor mij te doen binden tot dat ik de zelve zoude mogen machtig zijn. verzoeke derhalven, dat de goedheijd belieft te hebben mij eenige van de zelve bladen, voor drie of vier exemplaren ten dienste van wederom andere vrienden, die mij des verzocht hebben, toe te laten komen; zal dezelve ten gezetten prijze dankelijk vol- doen *). 1) Sommige exemplaren van Uondels Poézy door Brandt hebben een ,,Aan- hangsel van Gedichten, die in den lesten druk van J. v. Vondels Poézye zijn achtergelaten”, te zamen dertien groote en kleinere stukken.
OCR + GPT-4o
155 levens verhaal, met wat naukeuriger aanmerking uijtgekipt ge- zien; om datse mij, om haar stoffe, of indruks ... de gedachten, boven anderen hare opmerking waardig schijnen, als bij voor- beeld het Gedicht op den Rijn, zijn Geboortestroom, om de on- bedenkelijke heerlijkheijd daar in te weeg gebracht; het Gedicht nevens zijne Afbeelding, aan den Heer Directeur Generaal Hulsft naar Oost-Indien gezonden, waar in, door een droom, de dood des Heeren Generaals verbeeld word, zeer op de zelve wijs als men naderhand heeft verstaan datse zich heeft toegedragen: zijnde dit Vaars ten huijze van de Bloed-vrienden, meer dan een half jaar te voren, eer ze hier eenige de minste tijding van ver- stonden; De Triomf van Koppenhagen, of de Noordsche Nim- roth etc., waarvan gezegt word, dat het den Koning van Zweden zoodanigen hartneep gaf, dat hy’er van betuijgde, dat het deze en diergelijke schriften waren, die zijnen Naam met een onver- zettelijken naamsmet brandmerkten, en in eeuwige gedachtenisse van verachting hielden; en voor al onder de Vaarzen van zijn laatste jaren het Vredevaars, met de naam van Staats-pilaar; ’t geen voor zeker houd dat de stoffe gegeven heeft van klachte, in de jongste Declaratie van Oorlog des Konings van Engeland; waarin mede van opgerechte Pilaren gewag word gemaakt; die Majesteijt, zoo vermoedelijk is, van zijne oorblazers op eenig los gerucht in ’t hoofd gehangen. En ’t geen t’eeniger tijd Onzen Patroon bij mij te gemoet gevoert, hem met geen gemeene drift gekittelt heeft. En dit zijn zoo mijne gedachten, mij onder ’t lezen te binnen gekomen; de welke hier in vrijmoedigheyd uijtte, gelijk men onder gemeenzame Vrinden plag. Nu hebbe van anderen hooren klagen, dat uijt dezen druk en verzameling der Gedichten, eenige beken- de, en die niet van de geringste, uijtgelaten zijn. doch D. Hart- zoeker heeft mij bericht, dat de zelve in eenige bladen bijzonder zijn gedrukt, en’er voor bekende Vrinden, of die ze begeeren, bij- gedaan worden. ik hebbe dan gewacht met een exemplaar voor mij te doen binden tot dat ik de zelve zoude mogen machtig zijn. verzoeke derhalven, dat de goedheijd belieft te hebben mij eenige van de zelve bladen, voor drie of vier exemplaren ten dienste van wederom andere vrienden, die mij des verzocht hebben, toe te laten komen; zal dezelve ten gezetten prijze dankelijk vol- doen.